Als ik de was ophang, hangt ze om me heen. Daar is ze weer. De witte vlinder. Ik glimlach en dwaal in gedachten af. Het is een paar weken voor kerst en ze zit aan de eetkamertafel. In opperste concentratie knipt en snijdt ze behendig allerlei figuurtjes. De tafel lijkt wel een eksternest, bezaaid met papier en allerlei mooie glimmertjes die ze heeft weten te bemachtigen. Alleen de veertjes ontbreken.
Ze is druk met haar bestellingen. Vrienden en familie hebben haar kerstkaarten, elk een waar kunstwerkje op zich, namelijk ook ontdekt. Met het jaar wordt het meer en meer echt productiewerk. Er is een heuse wachtlijst. Tot ’s avonds laat, tot haar handen en nek er pijn van doen, gaat ze door. Ogenschijnlijk onvermoeibaar. Hoe we haar ook proberen af te remmen, ze is niet te stoppen. Naast creatief is ze namelijk ook behoorlijk eigenwijs. En mensen teleurstellen doet ze nu eenmaal niet graag. Maar stiekem geniet ze ook van de complimenten die ze over haar werk krijgt.
Want hoewel ze bescheiden overkomt, pakt ze als het even kan ook graag het podium. Dan vertelt ze een grap, laat haar klinkende lach horen of deelt ongezouten haar mening. Zingen doet ze ook graag en je kunt haar niet blijer maken dan met een feestje waar er met zijn allen wordt gezongen. Het maakt haar dan ook maar wat trots als haar oudste zoon op een gegeven moment gaat zingen. Zo trots als een pauw is ze op haar ‘borsie’. Naast dat ze trots op hem is, beschermt ze hem ook met haar leven. Als hij een tijdlang in het ziekenhuis behandeld wordt, is er geen arts die haar niet kent en wordt ze als ‘vriendelijk en zeer kritisch’ bestempeld.
Ik vergeet ook niet snel het moment dat ze in mijn leven verschijnt. En begrijp maar al te goed wat de artsen bedoelden. We hebben op zijn zachtst gezegd niet de meest vliegende start. Maar na heel wat pieken en dalen, komt er rust en is het goed. Als ik zelf moeder wordt van mijn eerste kind, krijgt ze er een ‘borsie’ bij. Wat is ze trots! Ze verwent hem met aandacht, uitjes en cadeautjes. Niets is te gek.
Als we emigreren, vindt ze dat niet fijn maar steunt ons plan grootmoedig. Na een paar maanden komt ze ons bezoeken en het enige dat ze doet is genieten met een grote G. Genieten van de natuur, het samenzijn, het eten, de zon. Ze geniet alsof haar leven ervan af hangt. Helaas blijkt een paar weken later dat dit letterlijk het geval was … ze is ziek. Nou was ze dat al jaren, maar dit keer is het menens. We vliegen in allerijl met het gezin naar Nederland om bij haar te kunnen zijn. Wat volgt zijn een bijzondere paar dagen waarin we herinneringen ophalen, lachen, huilen en soms ronduit boos zijn. En dan is daar de arts die ons komt halen omdat het ‘nu echt snel gaat’. We staan rond haar bed en het is haar oudste zoon die de deur naar de andere kant voor haar openzet. Een windvlaag… en weg vliegt ze.
Ik volg de witte vlinder met mijn ogen als ze wegvliegt. Dag ma, we genieten met volle teugen, bedankt dat je ons daar regelmatig aan komt herinneren.