“Wat zei ze nou, mam?”, vraagt mijn dochter als de Portugese serveerster wegloopt van onze tafel. Yes, denk ik, eindelijk weer eens een moment dat mijn dochter ook een keer niet verstaat wat de ander zegt en mij aankijkt alsof ze het in Keulen hoort donderen. Nu zijn we in Portugal maar ik vermoed dat ze me in Duitsland ook met zo’n blik aan had gekeken. Ze heeft een enorme talenknobbel, maar die taal krijgt ze niet op school. Zoals zij Spaans heeft leren spreken, ga ik nooit evenaren, maar die hoop heb ik al lang laten varen. Maar goed, in Portugal horen en spreken ze liever geen Spaans, dus wel of geen ambitie, ik zat gedurende onze afgelopen vakantie regelmatig met mijn mond vol tanden.
Taal, wat is het toch een bijzonder iets. Taal is nodig om je verstaanbaar te kunnen maken en komt in vele kleuren en smaken. Ik ben van mening dat ik mijn talen best aardig beheers, dus over het algemeen kan ik al snel chocola maken van wat ik lees of van wat er gezegd wordt. Maar sinds kort hebben we een nieuw fenomeen in Málaga; ik wordt regelmatig in het Engels aangesproken. Om eerlijk te zijn, ik vind het he-le-maal niks! Ik krijg er op de een of andere rare manier een soort van kortsluiting van in mijn hersenen. Ik woon en werk in Spanje, en behalve thuis, spreek ik bij voorkeur zoveel mogelijk Spaans. Het is net als de Engelse menukaart die ik steeds vaker in mijn handen gedrukt krijg, het brengt me in verwarring en ik herken geen enkel gerecht meer. Daar komt bij dat veel restaurants hun Engelse vertalingen niet laten checken wat de helderheid niet ten goede komt. Natuurlijk spreek ik Engels met vrienden en een aantal van onze klanten. Maar daar wil ik het graag bij laten.
Vorige week werd het nog erger, toen werd ik in Málaga in 1 keer in het Nederlands aangesproken door een Spaanse ober. Ik reageerde alsof ik door een wesp werd gesproken. Alles in mijn lijf riep NEE, dit wil ik niet. Hier gaan we toch niet naar toe in mijn o zo geliefde stad? Niks ‘kijken kijken, niet kopen’, niks ‘mooi meisje’ al wordt dat tegenwoordig eerder naar mijn dochter geroepen dan naar mij. Dan nog… NIET doen! En ik begrijp het heus wel. De Spanjaarden willen en moeten hun taalvaardigheid oefenen en hebben een behoorlijke inhaalslag te maken. Maar oefen dan in ieder geval zinnen waar je mij én jezelf niet voor schut mee zet.
Een ding is zeker. Het begrip van onze dochter voor ons is tijdens de vakantie in ieder geval weer enorm toegenomen, nu ze zelf ook regelmatig naar woorden heeft zitten zoeken en hakkelend een poging deed de woorden die ze, stiekem vliegensvlug op Google Translate op haar mobiel opzocht, zo goed mogelijk uit te spreken. Want ja, naast dat ze een talenknobbel heeft, is enig gevoel voor competitie is ook haar niet vreemd.